donderdag, maart 15, 2007

Beestenboel

Ik zit nu al 4 maanden in Suriname en mijn dromen hebben zich inmiddels aan de nieuwe omgeving aangepast. Ik droomde de vorige nacht over een chinese maaltijd die ik had misgelopen; het reisgezelschap waar ik bij hoorde had alles al opgegeten. En terwijl daarna alle anderen in luxe kamers overnachtten, had ik een eco-lodge gekregen, een weliswaar mooi wit gepleisterde grot, maar vol met insecten. Plotseling kwamen er groene rupsjes naar beneden en toen ik naar boven keek zag ik daar op een richel nog veel meer kleine groene rupsjes, maar ook een gigantische groene salamander of slang, ik ben de grot uitgesneld en gelukkig wakker geworden. Ik hoorde de volgende dag dat Chris en Jessica ook onrustig hadden geslapen, maar Andrew niet. Hij was de enige die de avond ervoor bij het Chinees restaurant Shin Kong niet of nauwelijks van de kaaiman had gegeten. Puur toeval of is er iets anders aan de hand? De een zegt “kaaiman-vlees is faja” (heet), dat betekent concreet dat je er sterk allergisch voor kunt zijn, de ander zegt, het herstelt de huid – kijk maar naar de kaaiman, hij heeft nooit wondjes, hoeveel hij ook vecht, en de Javanen laten hun kinderen met opzet veel kaaiman vlees eten, om aan te sterken. Een tijdje terug al heb ik zitten surfen op zoek naar informatie over de kaaiman en zijn helende werking en inderdaad blijkt er een nieuw medicijn voor hiv-patienten op de markt te komen of al te zijn op basis van krokodillen of kaaiman bloed; het zou het immuun-systeem versterken. Hoe dan ook de Kaaiman was heerlijk. De structuur van het vlees lijkt wel een kruising van kip en inktvis, net als de smaak. Die avond bij Shin Kong hebben we ook drooggebakken inktvisjes, gember-king-krab, en twee vleesgerechten gegeten en na de maaltijd weer wat met de kok gebabbeld. Zijn zoon heeft onlangs een restaurant in Amsterdam geopend, als ie net zo lekker kan koken, biedt dat perspectieven! Voor m’n tante heb ik geïnformeerd naar de Peking eend; deze kan je twee dagen van tevoren bestellen. Dat staat de volgende keer op het menu.
Eerlijk is eerlijk; met mijn euro-inkomen kan ik mezelf tijdens deze vakantie vaker dan ikzelf zou willen op allerlei delicatessen trakteren. Zo’n supergerecht kost per persoon 45 SRD, dat is 12,30 euro.
De dag van de kaaiman stond geheel in het teken van beesten. Het begon al bij oma die vroeg of ik wilde kijken naar een sterappel die we van de plantage hadden meegenomen. “Dit kleine witte ding, is dat een wurmpje?”, vroeg ze, ik zag dat het bewoog en ik zei:” ja, dat is inderdaad een wurmpje”. Oma lacht erom, en heeft geen problemen om de wurm met opzet of per ongeluk op te eten. M’n tante Helen daarentegen liep luid mopperend en met kippenvel weg; zij kan niet tegen wurmen, rupsen en alles wat zich op die manier voortbeweegt. Later ging ik met Chris naar zijn dagelijkse hang-out plaats, de stal-Norbert manege, daar heeft hij, toen hij nog in Suriname woonde, veel paard gereden, tijdens de vakantie rijdt hij nog af en toe. We zouden even ervandaan bij schemering gaan kijken hoe de vogels terugkeren naar hun broedplaats. Het was een prachtig gezicht en onderweg waren er ook allerlei vogeltjes in het gras die gezellig voor ons uitliepen of meevlogen. De optische zoom van mijn camera was jammer genoeg niet sterk genoeg om de vogels op het eiland te fotograferen, maar het was wel bijzonder om te zien en horen hoeveel vogels zich daar bij schemering verzamelden. We vonden ook sporen op de weg en vroegen ons af of het van een tijger kon zijn, twijfelachtig, dus in ieder geval maar even een paar foto’s gemaakt. Later kon de managehouder Tony ons vertellen dat het de sporen en uitwerpselen van de capibara (waterzwijn, grootste knaagdier), zijn. Deze komt wel eens met regenachtig weer uit het water. Op de manage hebben we met Jessica, Andrew, en een jonge ruiter die daar was nog uitvoerig gepraat over allerlei soorten beesten die door Surinamers worden gegeten; van knaagdier tot rund. Volgens de jonge ruiter, wiens vader een slachthuis heeft, zijn de waterkoeien uit mijn vorige blog, geen watrakows, maar karbouws (waterbuffels). Ik kan het echt niet goed meer volgen met al die runderen hier, ik ga het nog eens uitvoerig uitzoeken; misschien helpt dit mij uiteindelijk bij het vraagstuk waarom rundvlees hier toch zo enorm taai en pezig is.
Op de foto’s: de springbak van Stal-Norbert; merrie en veulen op stal; het broedeiland (2x); sporen en uitwerpselen van de kapibara.

Geen opmerkingen: